Ton Stam Schagen

De tragiek der werkwoorden


Wie gisteren zei: Ik vlieg zegt vandaag Ik vloog.
Dus zegt u misschien: van wiegen komt woog.
Neen pardon, want woog is afkomstig van wegen.
Maar is nu: Ik voog een vervoeging van vegen?



En dan het woord zoeken, dat vervoegt men tot: Ik zocht.
En hoort nu bij vloeken misschien wel Ik vlocht?
Alweer mis, want dat komt van vlechten,
maar hocht is geen juiste vervoeging van hechten.


Bij roepen hoort riep, maar bij snoepen geen sniep.
Bij lopen hoort liep, maar bij kopen geen kiep.



En evenmin hoort bij slopen geen sliep,
want dat komt van het schone woord slapen.
Maar zeg nu niet: Ik riep bij rapen,
want riep komt van roepen

en nu ziet u terstond,
we draaien zo vrolijk in een kringetje rond.


Van raden komt ried, maar van laden geen lied.
Ik hoop dat u het nu nog ziet.
Van bieden komt: Ik bood, maar van wieden geen wood.
U ziet, de verwarring is groot.



Bij geven dus: Ik gaf, maar niet: leven, Ik laf.
Men spreekt van drinken en hebben gedronken,
maar niet bij hinken: Wij hebben gehonken.


Het is: Ik eet en: Ik at,
maar niet: Ik weet en: Ik wat.
Maar schrijf nu niet bij vergeten: vergist.
Dat is een vergissing... Dat is't.



Het volgende is bijna te bont:
Bij slaan hoort: Ik sloeg, niet: Ik sling of Ik slond.
Bij gaan hoort: Ik ging, niet: Ik gong of Ik gond.
Bij staan niet: Ik stoeg of Ik sting, maar: Ik stond.

Zo kan ik wel doorgaan tot volgende week,
maar dierbare lezer, ik breng u van streek
met al deze onzin die, toch wel gewis
van onvervalste Hollandse oorsprong is.

Naar begin pagina...